The subilme is now, 2003, VUB. (Cum Laude)

http://users.skynet.be/kerrepanch/eva/thesis.htm

Knorretje kwam wat dichterbij, om te kijken, wat het was. Iejoor had drie stokken op de grond liggen, en keek er naar. Twee ervan raakten elkaar aan het ene eind, maar niet aan het andere, en de derde stok lag er dwars overheen. Knorretje dacht, dat het wel eens zoiets als een val zou kunnen zijn.

   « Oh Iejoor, » begon hij weer. « Ik wou juist  - »

   « Is dat de kleine Knor, » zei Iejoor, die naar de stokken bleef kijken.

   « Ja Iejoor, en ik  - »

   « Weet je wat dit is ? »

   « Nee, » zei Knorretje.

   « Een A »

   « O, » zei Knorretje.

   « Geen O ! – A ! »  zei Iejoor streng. « Ben je doof of denk je dat je knapper bent dan Janneman Robinson ? »

   « Ja, » zei Knorretje. « Nee, » zei Knorretje heel vlug. En hij kwam nog een beetje dichterbij.

   « Janneman Robinson zegt dat het een A is, en het is een A, - tot iemand erop trapt, » zei Iejoor weer op strenge toon. Knorretje sprong gauw een stukje achteruit en rook aan de viooltjes.

   « Weet je wat dat betekent, een A ?  kleine Knor ? »

   « Nee Iejoor ! »

   « Dat betekent Opvoeding, het betekent Geleerdheid, het betekent alles wat jij en Pooh niet hebben. Dat betekent een A. »

   « O ! » zei Knorretje. « Ik bedoel, zo, zo » legde hij haastig uit.

   « Wat ik je zeg. Ze komen en ze gaan hier in dit Woud en ze zeggen : « ‘t Is Iejoor maar, dus ‘t hindert niet . » Ze lopen heen en weer en zeggen « Ha, ha ! » maar weten ze iets van een A af ? Neen, dat weten zeniet. Voor hen is het niets dan drie stokken. Maar voor hen die Kennis vergaard hebben – let wel, kleine Knor - , voor hen, die kennis vergaard hebben, en hiermee bedoel ik niet de Poohen en Knorries, voor hen is het een heerlijke en geweldige A. En niet - » voegde hij eraan toe, - « niet alleen maar iets, waar iedereen maar aan kan komen snuffelen. »

 

De academicus tracht verwoed alle mogelijke abstractheden in vakjes en categorietjes te verdelen, en als academicus in wording, wordt van mij verwacht volgens de academische regels te schrijven. Maar het punt is dat ik er maar niet in slaag een «dit is -»kader te knellen rond het onnoembare. Hoe kan je beschrijven wat intuïtief en buiten de taal om gebeurt?

 

De logische richting « van Kant naar Lyotard » heb ik dan ook niet rechtlijnig gevolgd. Nee, ik ben gevallen voor onbegrensde pluraliteit, waarbij het eerste grote luik beknopt het Kantiaanse sublieme uiteenzet en we erna uitvoeriger op Lyotard’s recyclage en eigen invulling van het onpresenteerbare ingaan. Het accent ligt hem wel op mijn eigen maken van hun materie en de onontkomelijke vragen die me overvielen. In mijn eindluik voer ik dan een soort van imaginair onderhoud met hen, u en alle andere bezochte grote geesten. In de hoop zo te stuiten op ontkomende

 

Onverwachts schoot me ook een mogelijke uitgang te binnen. Ik plak op het sublieme gewoon een nieuw etiket en probleem opgelost. Een woord kun je toch altijd vervangen door een ander. Als het ene je niet bevalt, je niet aanstaat omwille van, neem nu, zijn onbeperkte toepassingsdomein, neem dan een ander, zet er een ander voor in de plaats. Als iedereen die moeite neemt, ook u, dan kunnen we elkaar allemaal begrijpen, en is er nauwelijks nog reden om vragen te stellen of tegenwerpingen te maken. Je redden met inexacte woorden om iets exact aan te duiden. Vandaar mijn speelbox en de diversiteit aan auteurs in het midden, speel ermee en bedenk buitengewone woorden, op voorwaarde ze zo gewoon mogelijk te gebruiken, en de entiteit die ze aanduiden op dezelfde wijze te laten bestaan als het meest gewone voorwerp.

 

Hoe zit het nu met het midden? Zeker dat midden waarin ik meerdere schrijvers, kunstenaars en filosofen aan het woord laat. Hun onaange(p)taste teksten knip en plak ik er als schakels aan elkaar. Ze lijken, voor mij althans, allen bezield over hetzelfde ding als mijn onderwerpskeuze te spreken, maar benoemen en plaatsen het net iets anders. Ik streef hier een spelen met EN na. EN als extra-zijn, inter-zijn. De relaties kunt u dan leggen tussen hun termen, of tussen hun gehele fragmenten, van de een naar de ander, maar het EN geeft een andere richting aan de fragmenten, zowel in de relatie tot elkaar als in de fragmenten op zich, en laat de termen en gehelen vluchten, de ene en de andere, op de vluchtlijn die het actief schept. Denken met EN, in plaats van het vast te pinnen met IS. Dit druist in tegen het traditionele denken van estheten en hun universele algemeen geldigheid van het smaakoordeel, zoals iets is mooi en iets is meer dan … Het veelvoud is geen bijvoeglijk naamwoord meer dat nog onderworpen is aan het Ene dat zich verdeelt of aan het Zijn dat het omvat. De nagestreefde pluraliteit van dit luik is dan ook alleen aanwezig in het EN, ongeacht de gegeven hoeveelheid gehelen en hun aantal relaties.

 

Nog even dit, de onderwerpskeuze is niet erg bescheiden en vermoedelijk veroorzaakt ze argwanende blikken. U dacht, weer zo’n student, die door grootheidswaanzin gedreven, het gaat hebben over DE kunst? Waarom schrijft ze geen monografie, wat kwantitatief en kwalitatief haalbaar is? Wel ik ben het beu om een werk verbaal uit de doeken te doen en de maker, wanneer het kan, te voorzien van een tragisch verleden. Eerlijk gezegd, heb ik, in mijn esthetisch plezier, geen behoefte aan naambekendheid of enige voorgeschiedenis van de maker.

 

Eerst speelt het werk, direct, zonder gesproken taal, op me in. Het raakt me. Het ontcijferingsproces en de representatie van het kunstwerk komen pas achteraf. Het lijken vergeefse pogingen om mijn onmededeelbare ervaring te uiten. De poëtische verbeelding wil geen boodschap meedelen, maar roept een intuïtieve stilte op. Deze stilte laat me niet meer los. Lezen over haar vervult me en belet me tegelijkertijd om bijzondere kunstwerken zomaar aan woorden prijs te geven.

 


“Het doel is niet vragen te beantwoorden, maar te ontkomen, eruit te komen.” Deleuze 1991 p.17.

  Ontkomen als een gebrekkige vertaling van het Franse sortir.

“Vluchten is beslist niet afzien van daden, niets actievers dan een vlucht. Het is het tegendeel van het imaginaire. Het is evengoed op de vlucht jagen, niet noodzakelijkerwijs dat van de anderen, maar iets op de vlucht jagen, een systeem op de vlucht jagen zoals je een band kapot steekt.”. Deleuze 1991 p. 65.

Deleuze en Parnet 1991, p. 17-18.

Deleuze en Parnet 1991, p.19-20.

Deleuze en Parnet 1991, p. 92.